Lieve mensen,
De voorbije week moest ik een kleine ingreep ondergaan. Met een klein hartje reed ik samen met mijn man naar het ziekenhuis. Vroeg opgestaan om het beste te halen uit deze uitdagende vakantiedag, of zoiets. Ter plekke maakten we nog een korte wandeling. Toen ik me daarna inschreef, kreeg ik meteen een ziekenhuisbandje rond de pols. Het was voor echt, besefte ik.
‘Route 150 volgen, aan de liften naar boven tot de eerste verdieping.’
‘Dank je wel,’ antwoordde ik met een krop in de keel. Route 150 dus. Wat was ik blij dat mijn man naast me liep. Zonder zijn steun en aanwezigheid had ik waarschijnlijk de route ‘uitgang’ gevolgd. In de wachtzaal waren we nog alleen. Dat deed me deugd. Ik sloot mijn ogen en trachtte dieper te landen in mijn lijf. Ik volgde de verpleegster die me kwam halen en keek mijn man nog even aan.
‘Alles is klaar’, hoorde ik de arts tegen de verpleegster zeggen. Ik slikte.
‘Ben jij er klaar voor?’ vroeg de verpleegster. Ze keek me aan. Deze vraag deed me plezier.
‘Zo goed als ik kan,’ antwoordde ik.
Hierop legde ze haar hand zacht op mijn schouder. Ik voelde haar aanraking en aanwezigheid. Een klein gebaar dat wonderen deed. Ja, nu was ik er klaar voor. Ik sloot mijn ogen, legde mijn beide handen op mijn buik en liet arts en verpleegkudige hun werk doen.
Alles is goed verlopen. Ik hou het een weekje rustig.
Dank je wel, verpleegster, voor jouw steunende aanraking en aanwezigheid! Dankzij jou ervaarde ik nog maar eens hoe krachtig een eenvoudige, aanwezige aanraking is. Het maakt een wereld van verschil.
Lieve groet,
Marijke
